Maart 2007. Bob Dierickx is de succesvolle directeur van het Fortisbankkantoor in Loverbeek. Op een regenachtige avond wordt hij aangesproken door een duistere figuur die van hem zomaar 800.000 euro vordert. Dierickx denkt aan een smakeloze grap, maar snel blijkt dat een van zijn vermogende klanten, de Pool Arnold Rubianski, achter die eis zit. Die man wil de zware verliezen die hij met speculatieve aandelenbeleggingen heeft geleden niet zelf dragen, maar afwentelen op de bankdirecteur. Ondanks de forse bedreigingen heeft Dierickx niets concreets in handen om naar de politie te gaan. Bovendien ziet hij geen enkele objectieve reden om meer terug te betalen dan de restwaarde van de portefeuille. Hij probeert de Pool tot andere gedachten te brengen. Als die merkt dat Dierickx weigert hem tegemoet te komen, zet hij hem op de meest laaghartige manier onder druk. Dat is nog maar het begin van een reeks gebeurtenissen die in sneltreinvaart leidt tot de val van de bankdirecteur, tegelijk met
