De Moeder (1878-1873), geboren te Parijs, vestigde zich in 1920 voorgoed in de Sri Aurobindo Ashram, Pondicherry, Zuid-India, waar zij de naaste medewerkster van Sri Aurobindo werd. Toen deze zich in 1924 terugtrok, droeg hij haar de leiding van de Ashram over. Gedurende enkele jaren las de Moeder 's avonds op het ruime, zanderige speelterrein van de Ashramschool voor uit het werk van Sri Aurobindo of uit haar eigen werk, waarna jong en oud haar vragen stelde. Deze bundel gesprekken kan dan ook gezien worden als een vervolg op de gesprekken uit 1950-1951, die in het Nederlands verschenen onder de titel: 'Kiezen voor het Goddelijke'. Omdat de kinderen erbij waren, hield zij haar antwoorden, binnen het perspectief van Sri Aurobindo's Integrale Yoga, zo eenvoudig mogelijk, hoewel er onderwerpen aan de orde kwamen als: de wezenlijke betekenis van de dood, de bestaansreden van de aarde, onze transformatie als doel van de evolutie, de oorzaken van ziekte en lijden, de zin van reïncarnatie,
