Paul van Capelleveen (1960) is de messenwerper van de Nederlandse poëzie: zijn dolken treffen zijn lieftallige assistente, de Muze, altijd recht in het hart. Zijn verrassende en expliciete regels zijn opgestapeld als muzikale variaties op een thema, vermomd als definitie of nieuwsfeit. Alles lijkt te berusten op de travestie van de vraag: wat wil ik, wat wil de lezer? De lezer wordt voortdurend uit zijn tent gelokt en uitgedaagd om weerwoord te geven. De gedichten van Paul van Capelleveen zitten dan ook tjokvol citabele zinnen, motto's, spreuken, bezweringen, brutale wijsheden en gevoelige onwijsheden.