In mei 1945 vestigt Pavel Mandl, een Poolse jood die net bevrijd is uit een concentratiekamp, zich in een huis vlak bij een vluchtelingenkamp in het pas verslagen Duitsland. Met niets meer dan een paar blikken voedsel, een tandenborstel en zijn identiteitspapieren, moet hij een nieuw bestaan bijeenschrapen in een chaotische gemeenschap van bevrijde overlevenden, burgers en soldaten. Hij neemt Fela in huis, een jonge weduwe die van Polen naar Rusland vluchtte aan het begin van de oorlog, en Chaim, een ondernemende tiener wiens smokkelactiviteiten hem naar de Westelijke zone hebben gebracht. Het trio vormt al snel een soort gezin, op zoek naar overlevende familieleden en dromend van visa naar Amerika. Vijftien jaar later zijn Pavel en Fela getrouwd en wonen ze in Queens met hun kinderen; Chaim is net geëmigreerd uit Israël met zijn vrouw, Sima. Pavel is mede-eigenaar van een kleine kleermakerij en Fela bestiert het huishouden; Chaim en Sima geven zich over aan het luxebestaan
