Talen veranderen in de tijd. Nieuwe woorden en zinswendingen komen in gebruik, andere verdwijnen. Sommige talen sterven uit: als dode talen zijn ze alleen nog in liet schrift overgeleverd en wanneer niemand in zo'n taal ooit iets geschreven heeft, verdwijnen ze helemaal, zoals gebeurd is in Nieuw-Guinea. Onderling contact tussen talen leidt soms tot een nieuwe taal. Talen kunnen zeer van elkaar verschillen, maar ook verwantschap vertonen. Over dit complexe gebied handelt dit boek. De auteurs behandelen kennis uit de verschillende deelgebieden in de taalwetenschap zodanig dat er een evenwicht ontstaat tussen algemene en specifieke kennis, tussen theorie en voorbeelden. De lezer raakt vertrouwd met een wijze van observeren waardoor de intuïtieve oordelen over variatie en veranderingen van klanken, grammatica en betekenis met behulp vakkennis te toetsen zijn. De auteurs presenteren dit boek als een werkboek. Het idee daarachter is de lezer met opdrachten op het spoor te zetten om de
