1919 - De 12 jarige Lammert heeft net de lagere school afgemaakt maar weet niet wat hij nu moet gaan doen; bij zijn vader werken in de glasfabriek van Meursing of turf gaan graven in het veengebied. De joffer van de school, die aan het andere eind van het kanaal woont, heeft heel andere ideeën over de toekomst van Lammert. Zij zegt dat Lammert talent heeft om te tekenen en daarom vindt ze dat hij naar een tekenschool in Groningen moet gaan. Het zijn allemaal zaken waar Lammert geen woorden aan verspilt; praten vindt hij overbodig. Door de meeste dorpelingen wordt hij zelfs de stille genoemd. Op een ochtend ziet hij Fenna, het meisje dat naast hem in de klas zat, bij haar vader achterop de fiets naar het veen rijden waar ze de hele week zal blijven om eten voor de arbeiders te koken. Lammert besluit dat er niets anders voor hem overblijft dan achter haar aan te gaan. Vanaf dat ogenblik verandert zijn wereld en valt de glazen stolp waaronder hij zich altijd bewogen heeft aan scherven en
