In een vergeten uithoek van het Euraziatische continent weten de Nederlanden zich in de zeventiende eeuw op te werpen als centrum van de wereldzeeën. Vanuit deze ontluikende metropool verspreiden zich tienduizenden Europeanen naar Azië, Afrika en Amerika. Door de wisselwerking met andere beschavingen ontstaat in Nederland een nieuwe, vroegmoderne samenleving. Als in een microkosmos vergapen de tijdgenoten zich aan de veelheid van goederen en ideeën die uit alle windrichtingen op Nederlandse markten en in bibliotheken, tuinen en collecties worden verzameld. In grote delen van Azië blijven de Nederlanders een exotisch randverschijnsel van de grote imperia. Alleen op de tropische eilanden van Ceylon, Java en de Molukken ontwikkelen de Nederlanders zich van perifere zeenomaden tot koloniale landmagnaten. Daar ontstaan, net als in de Nieuwe Wereld, multiculturele samenlevingen waar religieuze tolerantie en wetenschappelijke nieuwsgierigheid wonderwel samengaan met rigoureuze politieke