In de opstellenbundel 'Alleenspraak' gaat Jos Joosten op zoek naar datgene wat hem bindt met zijn woonplaats Nijmegen, wat met zijn varende voorouders en wat met de provincie waarin hij woont. Hij onderzoekt wat hem leidt als poëzielezer en criticus en hij beschouwt, in het slotdeel van het boek, zowel zijn plaats buiten de katholieke kerk, als uiteindelijk, toch weer daarbinnen. 'Alleenspraak' toont zowel een boze polimist als ingetogen zoeker, een cynicus en bewondertaar - tgen de achtergrond van een wel zeer bonte stoet figuren vanaf de kerkvader Augustinus tot aan Frank Boeije.
