Opeens zijn ze er. Meisjes, meisjes, meisjes. Overal waar Frits kijkt, ziet hij ze. Op straat, in de bus, op school. Ze bestonden natuurlijk altijd al, maar opeens dringt het tot hem door dat ze toch wel heel anders zijn, heel erg meisjes. Hij kan bijna aan niets anders meer denken. Zelfs in zijn grafieken duiken hun vormen op. Frits, de studie van de klas, heeft het er maar moeilijk mee. Zeker als het met Martje, die al sinds de kleuterschool zijn kameraad is, ook nog eens mis gaat.