Met onmiskenbaar poëtische pen schrijft Cees van Hoore in Het antivakantieboek over reizigers die met de bus naar Hongarije gaan en erachter komen dat er voor hen geen stoel is gereserveerd. Over de dichter die naar Terschelling reist en daar ontdekt dat er niets meer rijmt in zijn leven om vervolgens te verdwalen in herinneringen aan zijn verloren geliefde. Over vakantiegangers die een bed and breakfast in Engeland boeken en tijdens het ontbijt moeten aanhoren hoe in de keuken de eigenares door haar man wordt mishandeld. En ook de kamer ter grootte van een gangkast die in de reisfolder met een groothoeklens is opgerekt tot koninklijke suite, laat Van Hoore in deze bundel niet onbeschreven. Noch de douche waarvan de stralen het lichaam handig ontwijken en het fenomenale uitzicht op een paar troggen met mortel.Van Hoore is er echter in geslaagd zijn verhalen het niveau van de hilarische vakantieanekdote te laten ontstijgen. Het gaat de auteur om meer dan schrijnend vakantieleed. Juist