In dit boek staat de relatie tussen tijd en arbeid centraal. In 16 hoofdstukken richten de auteurs zich op het hierdoor opgeroepen spanningsveld: werk- en leefritmes die op elkaar afgestemd moeten worden, de maatschappelijke context hiervan en de sociaal-psychologische en economische effecten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van economische, sociologische, bedrijfskundige en filosofische invalshoeken. Een verbindend element in het boek is 'organisatie'. We richten ons leven steeds meer in zoals de organisatie haar activiteiten inricht. Organisaties leggen een eigen ritme en tempo op aan de mensen die er werken. Het tijdsprobleem komt doordat mensen deel uitmaken van verschillende organisaties (zelfs vakantiereis en gezin zijn organisaties geworden), elk waarvan haar eigen ritme probeert op te leggen. 'Ik heb geen tijd, ik moet zoveel tegelijk doen' is de bijbehorende uitdrukking.