Aubel is een plaatsje ten zuiden van de Voerstreek. Door oudere inwoners wordt er nog Limburgs gepraat. Men noemt dit Platdütsj. Marnix gaat opzoek naar deze mensen. Tevens komt hij in aanraking met de Magdalena-cultus die er weelig woekert. Het is een verhaal van een verlangen. Van een constante queeste om iets te vinden wat door Aubel tastbaar wordt gemaakt. Een hang naar nostalgie. Het is tevens het verhaal van het sterven van een taal. De verdringing door het Frans of Waals. Een gevoel van verloren gaan. Alles wat er maar over Aubel te vinden is wordt in het boek gebruikt. Zodat de lezer wordt uitgenodigd om er een kijkje te nemen. Om ook een beetje Aubelois te worden.