In dit boek wordt verteld hoe de klok na haar ontstaan in Oost en West gedurende de Europese middeleeuwen een eerste hoogtepunt als luidklok bereikte. Op luidklokken werd bovendien gebeierd, dat wil zeggen met klepels een ritmisch klankspel gegeven. Het vormde het' begin van wat nu de handbespeelde beiaard is. In de tweede helft van de 14de eeuw werden overal torenuurwerken geïnstalleerd. Met behulp daarvan werden niet alleen de uurslagen gegeven, maar ook langs automatische weg een melodie op enkele klokjes gespeeld. Dit vormde de basis voor wat later de rammel zou zijn. Deze ontwikkeling voltrok zich in Vlaanderen waarmee deze omstreeks 1500 de bakermat zou worden van de hedendaagse beiaardkunst. Het mag dan ook niet verbazen dat sindsdien in Mechelen talloze beiaarden werden gegoten. Maar helaas waren die klokkenspellen nog erg onzuiver, wat overigens niet wegnam dat elke stad zich beijverde om zo'n beiaard te verwerven. Omstreeks 1645 werd in Nederland ontdekt hoe een zuiver