Op de boulevard in Parijs vinden we de aan lager wal geraakte Georges Duroy, alias Bel-Ami. Een ontmoeting met zijn oude kompaan Charles Forestier bezorgt hem een pretentieloze job bij het dagblad La Vie francaise. Zijn lef compenseert ruimschoots zijn gebrek aan cultuur, maar hogerop raakt hij vooral door zijn rol als Casanova op meedogenloze wijze uit te spelen. Hij weet bovendien munt te slaan uit zijn vrouwelijke veroveringen, en wordt een van de rijkste Parijzenaars. Die onstuitbare klim naar de top, geplaveid met bedrogen echtgenoten en ontgoochelde vrouwen, wordt door Maupassant op een scherpe en lucide manier beschreven. Men verweet hem destijds zijn overdreven pessimisme, alsof hij de kleuren van zijn tableau overdreven donker zou hebben gemaakt. Hijzelf stelde dat hij gewoon een satire van 'een bepaalde journalistiek' en van 'bepaalde politieke en mondaine milieus in Parijs' voor ogen had. Als journalist, don juan en mondaine klaploper wist hij waarover hij het had