Lolita, Nabokovs bekendste boek, is een gemaskerde bekentenis, een gesluierde onthulling, een geheim in geheimtaal. De hoofdpersoon, Humbert Humbert, belijdt een hopeloze, fatale voorkeur voor meisjes op de drempel van de puberteit - de smalle schouders, de beginnende borstjes, de sprinkhaandijen. Niets dat zich zo leent tot symboliek over de vergankelijkheid van het geluk als de vervulde liefde met een nimfje van dertien, want dat blijft zij niet lang. De wensdroom wordt nachtmerrie, de tragische afloop is onafwendbaar, al vanaf het eerste ogenblik. Maar tegelijk gaat het om iets anders: de overgave aan deze liefde, anders dan de andere, is ook een afwijzing van het gewone waarmee iedereen zich tevreden stelt, een weigering van de dagelijkse realiteit, een keuze voor de sprong in het extreme, het ongetolereerde, het compromisloze - kortom voor de poëzie; maar ook wat dat betreft is de noodlottige afloop voorspelbaar. Het samenvallen van deze twee tragische ontwikkelingen is een