De achttiende-eeuwse geleerde John Arbuthnot stelde dat de biografie 'de dood nog afschrikwekkender heeft gemaakt'. In De biografie en de dood, de integrale tekst van de Huizinga-lezing 1997, gaat Richard Holmes in op het uitdagende karakter en de grote populariteit van de biografie in Engeland, maar ook op haar dubieuze trekjes, zoals het verspreiden van achterklap en het veroorzaken van intellectuele vervlakking. Heeft de biografie ons elk gevoel voor het heroïsche ontnomen, zoals Freud voorspelde, en onze waardering voor grote persoonlijkheden, kunst en ideeën ondergraven? Holmes toont in zijn lezing aan dat de moderne biografie is voortgekomen uit de Europese Verlichting en haar vorm heeft ontleend aan de humor en scherpzinnigheid van schrijvers als Diderot, Voltaire en Rouseau. Hij behandelt de filosofische kritiek op de biografische authenticiteit die werd geuit door de invloedrijke Franse schrijvers Proust, Sartre en Roland Barthes en de reacties van de Engelse wetenschappers
