In de Indonesische archipel stichtten de kooplieden van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in de zeventiende eeuw handelsnederzettingen, die soms uitgroeiden tot kuststeden. De stichting en ontwikkeling van de steden in de voormalige kolonie Nederlands-Indië verliep niet planmatig, maar hing af van tal van bijzondere omstandigheden, zoals de geografische ligging, militaire overwegingen, de lokale machtsverhoudingen en de bevolkingsdiversiteit. Al deze factoren beïnvloedden het stadsplan en het karakter van de koloniale stad. Aan het einde van de negentiende eeuw zette de kolonie de deuren open voor het westerse bedrijfsleven. Met de openlegging nam het aantal Europeanen die naar 'de Oost' vertrokken toe. Vanaf het begin van de twintigste eeuw groeiden de steden en kregen ze gaandeweg een westers karakter. De stedelijke centra kenmerkten zich door moderne gebouwen en buiten de stad gelegen tuinsteden. Nog steeds vormen de overblijfselen van de koloniale stad een deel van de