Het was zondag toen ik in Rotterdam-Noord aankwam. Bij vertrek uit Casablanca liet ik op straat spelende kinderen achter, vrouwen die overal zichtbaar waren, toeterende auto's, geuren van Marokkaanse kruiden, geschreeuw van de groenteverkopers en bedelaars. Bij aankomst in Rotterdam verwachtte ik overal bloemen. Net als op de ansichtkaarten die ik van mijn vader kreeg toegestuurd toen ik nog in Marokko was. Maar in Rotterdam-Noord waren geen bloemen. Het zag er grauw uit. De straat was leeg, er waren geen spelende kinderen. De Marokkaanse vrouwen die in de buurt woonden, werden thuis opgesloten. De meisjes mochten niet naar school. Op zondag bleek iedereen binnen te zitten.PvdA-Kamerlid Khadija Arib was vijftien jaar toen zij met haar moeder naar Nederland kwam. Haar vader werkte hier toen al een aantal jaren. In Couscous op zondag beschrijft zij even beeldend als meeslepend haar lotgevallen, en die van haar familie. En meer nog: via haar persoonlijke verhaal beschrijft zij de