In de jaren zestig van de achttiende eeuw worden twee zwarte kinderen, Cupido en Sideron, aan de toekomstige stadhouder Willem V geschonken, waarschijnlijk door de West-Indische Compagnie. De zevenjarige Sideron komt uit het door droogte en hongersnood geteisterde Curaçao, de iets jongere Cupido van de kust van Guinee, in Afrika. De kinderen komen terecht in een wereld van grote luxe en overvloed en weten zich in de jaren die volgen op te werken tot kamerdienaar aan het hof van de stadhouder en zijn vrouw, Wilhelmina van Pruisen. Tijdens de Franse Revolutie vluchten ze met het paar en een klein deel van de hofhouding naar Engeland. Cupido's nakomelingen zwermen uit over Nederland. Al sinds de veertiende eeuw was het een goed gebruik om zwarte kinderen cadeau te doen aan Noord-Europese vorsten. De zwarte bedienden van de familie Van Oranje staan op vele schilderijen en andere kunstwerken naast de stadhouder of koning afgebeeld, maar over de levens van deze mensen is maar weinig