Johnny van Doorns hoogstpersoonlijke humor spreekt uit al zijn verhalen. Hij is zijn eigen onderwerp, de man die verlangt naar een hooggestemd leven, die zich ontdoet van de beklemmende jaren vijftig en in de jaren zestig de lucht in schiet. Op zoek naar magistrale ogenblikken, naar extase, naar poëzie, naar seks en naar liefde.In Dagdromen worden de eerste drie prozaboeken van Johnny van Doorn gebundeld: Mijn kleine hersentjes (1972), De geest moet waaien (1977) en Gevecht tegen het zuur (1984).'Ieder verhaal is als het ware een blad, gescheurd uit een groot boek; een passage heb ik rood omrand en die heb ik weergegeven. Ik schrijf geen fiction. De werkelijkheid die ik weergeef, is krankzinnig. Een schrijver moet een vleugel van krankzinnigheid in zich hebben,' aldus Johnny van Doorn over Mijn kleine hersentjes. Het geldt evenzeer voor Dagdromen. Drie boeken die te zamen een verslag van een bijzonder leven vormen. Hier spreekt een man die voor honderd procent leefde, vol grappen en