De 14-jarige Daniel groeit op in een volkswijk in Barcelona tijdens de loodzware jaren na de oorlog. De avontuurlijke verzetsstrijders zorgen voor de enige opwinding in het grauwe bestaan. Op een dag hoort hij het verhaal over een van die mythische helden, die voor een levensgevaarlijke opdracht vertrekt naar Shanghai, wat frisse wind blaast in de verdorde tijd van een verdord land en vormt tevens een meesterlijke roman binnen de roman. Het is het Shanghai van de oude films, bordelen, opiumkits, ex-nazi's, mooie vrouwen en intriges. Nachtclubs vol jasmijngeur en jazzy klanken. Het betoverende van deze geschiedenis zit niet zozeer in de voorstelling van het werkelijke leven als wel in die van het gefantaseerde, dat misschien wel het enige waarachtige is. Juan Marsé voert de spanning op door de vertelling voortdurend te onderbreken en terug te keren naar het dagelijks leven in Barcelona. Uiteindelijk is deze geschiedenis zo betoverend dat het in het boek de boventoon gaat voeren en
