'Wie het licht stil zet, haalt de adem uit het leven.' Meine Fernhout vraagt zich in zijn debuutroman De blinde kamer af hoe dat zit: materie en geest. Rick Alting von Geusau doet niet veel anders sinds hij als puber in 'de blinde kamer' kennismaakte met de boekenkast van zijn grootvader. Zijn obsessie betreft de relatie tussen goddelijk licht en natuurlijk licht. In de bizarre geschiedenis die deze vierenveertigjarige neurotische filosoof in afwachting van zijn proces beschrijft, maken we kennis met de villa in Bergen aan Zee waar hij opgroeide. In deze omgeving heeft het licht de goede intensiteit gehad om zijn illusies te voeden. Tijdens een bijbaantje als taxichauffeur vervoert Rick geleerden van luchthaven naar congres. Hij krijgt zicht op de grote vragen van vandaag. De overmoed van de materialisten die alles tot stof willen reduceren irriteert hem mateloos. In Parijs bezoekt hij de inspirerende colleges van Lacan, een hippe psychiater die een heel ander geluid horen laat. Terug