1528 was een vruchtbaar jaar voor Erasmus, waarin hij onder meer De Ciceroniaan ofwel Over de beste literaire stijl publiceerde en eindelijk zijn tiendelige Augustinus - editie voltooide, maar waarin hij ook van zijn werk werd afgehouden door de voortdurende aanvallen vanuit de theologische faculteit van Parijs, en de pogingen van de Spaanse monnikenordes om hem voor ketterij veroordeeld te krijgen hem bleven bezighouden. Daarbij kwamen nog de uitbarsting van zijn conflict met Heinrich Eppendorf en de woede van Guillaume Budé, die aanstoot had genomen aan de Ciceroniaan. In april moest Erasmus het overlijden betreuren van Albrecht Dürer en in juni dat van zijn patroon Ferry de Carondelet, aan wie Erasmus nog maar twee dagen daarvoor een editie van de werken van Faustus van Riez had opgedragen. Nadat Bern in januari 1528 was overgegaan tot de zwingliaanse reformatie, was Erasmus bang dat de volgelingen van Zwingli in Bazel aan de macht zouden komen. Daarom had hij plannen om nog voor