Na de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië eind december 1949 vertrokken bijna tweehonderdduizend (Indische-) Nederlanders met passagiersschepen naar het moederland. In de zomer van 1951 ging de achttienjarige blonde Lily, een studente aan het Utrechts Conservatorium alleen naar haar geliefde adellijke Amir op Java om daar een bestaan op te bouwen. Al snel nam de anti-westerse retoriek van Soekarno steeds grotere vormen aan. Nederlandse bedrijven en fabrieken werden genationaliseerd. Europeanen werden bedreigd. Eind 1957 kwam er een exodus op gang van de laatste tienduizenden Hollanders. Daarna was er bijna geen blanke meer op Java te bekennen. De Nederlandse consulaten werden gesloten. Lily, ze had inmiddels drie kinderen, raakte geïsoleerd en wanhopig in een villawijk in Bandung. Haar wispelturige echtgenoot werkte voor de Indonesische inlichtingendienst en was gecharmeerd van de kosmopolitische Soekarno. Na de 'communistische coup' van 1965 werd Amir op een zijspoor