Langzaam opende Sofia haar ogen en keek verward om haar heen. Ze vloog. Haar vleugels sloegen in de lucht en onder haar tekende zich het labyrint van de ruïnes af. Ze kon het niet geloven. Ze keek opzij en zag haar vleugels. Ze voelde hen, zoals ze haar armen en benen voelde en ze merkte het vlies tussen haar klauwen op. Ze staarde hen aan: ze waren echt, stevig. En reusachtig. De vleugels van Thuban.