Als Odysseus twintig jaar na het begin van de Trojaanse oorlog eindelijk thuiskomt, is zijn stokoude hond de eerste die hem herkent. Zo trouw als deze Argos zijn niet alle dieren in de oudheid, en daarom roepen ze vaak tegenstrijdige gevoelens op: bewondering, verwondering, angst, liefde. Soms is ongekende wreedheid hun deel.De relatie tussen Grieken en Romeinen en het dierenrijk is het onderwerp van dit boek. Allereerst beschrijft Fik Meijer het beeld dat er in de oudheid van wilde dieren bestond. Machthebbers, gegrepen door de gedachte dat ze ook in de wildernis de baas moesten zijn, brachten beesten uit alle windstreken naar hun steden om daarmee hun macht te tonen. Ze werden meegevoerd in opvallende parades en kwamen in actie bij gruwelijke gevechten in de arena. Tegelijkertijd was er ook liefde en bewondering. Honden werden vaak liefkozend beschreven als trouwe metgezellen, en paarden konden tijdens het populairste volksvermaak van Rome, de wagenrennen, uitgroeien tot