Vanaf de prehistorie heeft de maan de mensheid gefacineerd. In vrijwel alle oude culturen bepaalden maankalenders de meest geschikte momenten om te zaaien, te oogsten, te trouwen of feest te vieren. De jaarcyclus van de natuur werd bijna overal verbonden met een cyclus van beurtelings twaalf en dertien manen, die min of meer gelijkliep met het zonnejaar. Religieuze feesten en rituelen waren niet aan vaste momenten in het zonnejaar gekoppeld, maar hadden een plaats in de maandkalender. DE KELTISCHE MAANDKALENDER IN HET ZONNEJAAR beschrijft de verschillende maandkalenders die er in het verleden zijn geweest en gaan met name in op de keltische kalender en de rijkdom aan verhalen, foklore en gebruiken die er in het verleden rond elke maan bestond. Ko Lankester (1947) reconstrueert de magische wereld van de voorchristelijke beschafing, waarin de natuur een weerspiegeling was van de machtige en mysteriueze godenwereld. Hij koppelt daarbij een grote kennis van zaken aan een persoonlijke