Koning David IV van Georgië, door de bezetters van zijn land koning der bossen genoemd, groeit met een trouwe vriendengroep aan het eind van de elfde eeuw op in een verdeeld land. Na de troonsafstand van zijn vader wacht hem de taak de strijd met de bezetter aan te gaan om Georgië te bevrijden. De door bossen overwoekerde verlaten huizen worden weer bewoonbaar gemaakt, de gevluchte bewoners keren terug, het zelfvertrouwen onder de bevolking neemt toe en langzaamaan worden de contouren van een nieuwe staat zichtbaar. In deze historische roman, oorspronkelijk het script voor een film, wordt de ontwikkeling van de koning en zijn vrienden op de voet gevolgd. De lezer maakt kennis met de intriges van het hof, binnenlandse en buitenlandse coalities en de voortdurende strijd tegen de tegenstanders. Daarbij spelen ook de tegenstellingen tussen verschillende religies een belangrijke rol. Koning David toont zijn geestelijk leiderschap als hij door woord en daad duidelijk maakt dat zijn strijd
