In Kyoto, Japan, worden de tweeduizend jaar oude resten van een man ontdekt. Men vermoedt dat het gaat om een Tibettaan. In zijn hand zit een fragment uit een Hebreeuws manuscript geklemd. Ary Cohen, hoofdpersoon uit Het Qumran-mysterie en De schat van de Tempel, tracht de waarheid te achterhalen over deze man, die onder raadselachtige omstandigheden is gestorven. Op zijn reis door Israël, Tibet en Japan stuit Cohen op vele raadsels en valkuilen. De sleutel tot het mysterie, zo vermoedt hij, ligt in de oude wijsheden van het Japanse shintoïsme. Hij ontdekt dat deze natuurgodsdienst op een verrassende manier verwant is met het Hebreeuwse geloof. Ook komt hij op zijn zoektocht Jane weer tegen, de vrouw voor wie hij eerder de sekte van de Essenen verliet.