Crusoe vertrekt vanaf Queen's Dock in Hull op een zeereis in september 1651, tegen de wil in van zijn ouders, die er de voorkeur aan geven dat hij een rechtenstudie volgt. Na verschillende dramatisch aflopende reizen, blijft zijn liefde voor de zee en gaat hij weer varen. Deze reis eindigt ook rampzalig wanneer het schip wordt overvallen door piraten en Crusoe de slaaf wordt van een Moor. Hij slaagt erin om te ontsnappen en komt in contact met een Portugees schip en Crusoe wordt beste maatjes met de kapitein van dit schip dat richting Brazilië zeilt. Daar aangekomen helpt de kapitein hem een plantage op te starten. Voor zijn plantage gaat Crusoe zelf in de slavenhandel, richting Afrika. Daarbij lijdt hij schipbreuk en belandt op zijn eiland. Met behulp van diverse overblijfselen uit het wrak bouwt hij een primitief huis en leert in zijn onderhoud te voorzien. Hij houdt een kalender bij, verbouwt graan, leert pottenbakken en geitenfokken en hij leest de Bijbel. Na vele jaren merkt hij