De veertienjarige gymnasiast Ewout Meyster, een halve oorlogswees, gaat in de jaren vijftig naar een zomerkamp op de Veluwe. Hij verwacht dat hij in het kamp zijn 'opdracht' zal kunnen vervullen: het verwerven van sociaal prestige, macht en populariteit. Hij heeft daartoe van alles uitgedacht, om zijn kampgenoten zo spiritueel en slim mogelijk te kunnen bejegenen. Maar zijn gedrag stuit op een muur van onbegrip en afkeer. Wat een tijd van vriendschappen en onvergetelijke ontmoetingen had moeten worden, blijkt een vernederende kwelling. De nietsontziende jungle van de jongenswereld wordt door Te Gusskinklo in trefzekere episodes opgeroepen in een boek over dweepzucht en machtsbelustheid, slachtofferschap, verraad en eenzaamheid.