Zoons, zegt de koning. Ik ben ziek en zwak. Veel tijd heb ik niet meer. Al heel snel ga ik dood. Wie volgt mij op als koning? Ik! zegt de eerste zoon snel. Nee, ik! roept de tweede. De derde zoon zegt niets. Ruzie, zucht de koning. Ruzie om de troon.