Neerpelt, december 1735. De dorpsbewoners kijken vol angst en verbazing toe wanneer er zwarte sneeuw uit de lucht begint te dwarrelen. Kort nadien worden ze opgeschrikt door een luide en aanhoudende schreeuw. Jean Essers, een eenzame en ingetogen man, woont aan de ‘route’, het donkerste stukje van het dorp. Op een avond besluit hij om op verkenning uit te gaan. Hij wandelt doorheen het dichte struikgewas en ziet in de verte een merkwaardige gedaante onder een grote eik zitten. Deze gedaante maakt een hevig kabaal. De dagen nadien worden de dorpsbewoners stuk voor stuk geconfronteerd met hun ergste nachtmerrie. Er is duidelijk iets afgedaald naar Neerpelt, iets kwaadaardigs, maar wat?