In de trots van alfa en bèta onderzoekt een veelzijdig gezelschap van grensgangers, denkers die in beide domeinen thuis zijn, het karakter en de herkomst van de kloof tussen alfa en bèta en verkent wegen om deze te overbruggen. Ze beantwoorden vragen als: Is het nog immer "Shakespeare oké, tweede hoofdwet van de thermodynamica, no way"? Vindt de kloof haar oorsprong in een eeuwenoud conflict tussen het apollinische en het dionysische, tussen een rationele en een kunstzinnige mens? Of is ze in de zeventiende eeuw geslagen door de weergaloze omwenteling in het denken over de natuur die we de wetenschappelijke revolutie noemen? Is het onderscheid tussen wetenschap en kunst aan het vervagen, nu in de twintigste eeuw is afgerekend met de gedachte dat wetenschap een in principe eindige en kenbare wereld in kaart brengtOf vloeien in de techniek de twee culturen samen en zal zij ons de redding brengen?