'Als het vrijdag is en volle maan, dan moet je oppassen. Dan is de wereld behekst. Wie in die nacht bij een vijver komt, die ziet de vijvervrouw. Zij komt stil naar boven, zonder dat er een rimpel in het water beweegt. Zij zegt niets en kijkt met haar ijskoude ogen je aan. Dan wenkt zij met haar witte hand en je gaat het water in of ie wilt of niet. Er is niemand die je helpen kan. Het water sluit zich boven je hoofd en wat er dan met je gebeurt, dat weet geen sterveling'. Zo luidden de eerste zinnen van het sprookje 'De vijvervrouw' van Godfried Bomans en ze leidden de lezer het rijk binnen van koningen en koninginnen, van heksen en geesten, van kabouters en griezelige tovenaars.