Halverwege de 19e eeuw stond in Westkapelle een weverij, een nogal wezensvreemd element in dit dorp van dijk en dijkwerkers. In het weef'uus, zoals de Westkappelaars de weverij noemden, werden calicots gemaakt. Calicot was een ongebleekte en effen katoenen stof, bestemd voor de export naar Nederlands-Indië. De weverij was vooral bedoeld als werkverschaffing en daarmee om de lokale armoede te bestrijden. Echt gelukt is dat niet en al na dertig jaar kwam er een einde aan de textielnijverheid in Westkapelle. De wevers dat zijn er geen heren beschrijft de opkomst en ondergang van de weverij en de werkomstandigheden van de wevers. De weverijhistorie staat niet los van de toenmalige economische, culturele en sociale omstandigheden, die dan ook uitgebreid worden belicht. Bijzondere aandacht krijgt de rol van de gemeente en de ambachtsheer.