Het was niet evident dat Hugo Claus een schatkamer aan archiefmateriaal zou nalaten. Bij leven deed hij nogal minnetjes over wat hij zoal bewaarde: zijn bibliotheek noemde hij een bijeengeflanst en door velen geplunderd zootje en de overige 'rommel' leek hem nauwelijks te interesseren. Memoires, liet hij herhaaldelijk weten, waren aan hem niet besteed. Het algeheel gebrek aan belangstelling voor zijn eigen leven dat hij etaleerde deed ook vermoeden dat hij geen groot dagboekschrijver was.Een eerste blik op het Claus-archief is er dan ook een van verwondering. Behalve de weelderige en gevarieerde collectie manuscripten en typoscripten, treft men de meest uiteenlopende documenten aan uit alle levensfasen van de schrijver: telegrammen, kattebelletjes, rekeningen, mappen vol foto's en tekeningen, stapels notities, kladjes of aanzetten tot al dan niet gepubliceerd werk, agenda's en dagboeken. Ook zijn er dozen vol brieven, vaak van gerenommeerde schrijvers en kunstenaars.Uit deze papieren