Op 15 februari 1999 werd Abdullah calan, de leider van de Koerdische Arbeiderspartij PKK, in Kenia met de hulp van CIA-agenten ontvoerd en naar Turkije overgevlogen. Daarmee kwam een einde aan een lange vlucht die begon toen Syri hem in 1998 de deur wees. Op 31 mei begon op het gevangeniseiland Imrali een proces wegens hoogverraad en separatisme tegen de man die vijftien jaar lang de PKK leidde in de oorlog tegen het Turkse leger. Dat calan de doodstraf zou krijgen stond op voorhand vast, vermits de Turkse staat tegelijk rechter, aanklager n partij is. Alleen de vraag of dit vonnis zou worden uitgevoerd bleef open. Dit boek plaatst de zaak-calan in de context van de lange vuile oorlog in Koerdistan. Waarom het Westen al die jaren zo geduldig en verduldig is in verband met alles wat Turkije aangaat, ondanks de grote bezorgdheid van de publieke opinie en van de mensenrechtenorganisaties, is n van de thema's in dit boek. Hoe groot is de slag die de Turkse staat thans aan de Koerdische