Maali gaat op weg naar de hel om de kostbare zingende drum terug te halen, die de duivel van de mensen heeft gestolen. Hij gelooft dat zijn moeder, die hij nooit heeft gekend, het Kwaad daarbij heeft geholpen, ook al zegt zijn vader van niet.Op zijn tocht neemt hij niet veel meer mee dan een bijzonder omslagdoek,m wat amandelen, een waterkruik en, aan zijn voeten, de veel te grote sandalen van zijn vader. Een vreemd meisje met woest, wollig haar geeft hem op de valreep haverkoeken en twee tovereieren mee.