Haarlem, 1628. Het is de tijd van de Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648), de opstand van de Nederlanden tegen Spanje. De meeste burgers zijn straatarm. Veel mensen moeten met bedelen aan de kost komen. Het platteland is vergeven van struikrovers, vagebonden en troepen rovende soldaten.In deze tijd leeft er in Haarlem een jongen, Adriaen, zoon van Malle Babbe, een dienster in herberg De Bastaert-pijp. Zij wordt de heks van Haerlem genoemd en de beroemde schilder Frans Hals maakt een portret van haar. Adriaen steelt in de kerk van Sint-Bavo een beurs van deze schilder, die hem echter herkent. Als straf wordt hij door Frans Hals naar Mechelen in de Zuidelijke Nederlanden gestuurd om er een opdracht te volbrengen. De reis is niet gemakkelijk, maar Adriaen slaagt er na veel avonturen in weer veilig thuis te komen. Dan blijkt pas dat hij zijn reis niet voor niets gemaakt heeft.
