'God gehoorzamen is het goede doen' is een stelling die betrekking heeft op de plaats en betekenis van de moraal binnen een specifiek gelovige levensvisie. Voor de gelovige wordt de morele opgave om het goede te doen, verstaan als het gehoor geven aan Gods heilswil met de mens en de wereld. De vraag is dan hoe dit gehoor geven aan Gods wil moet worden begrepen. Gaat het om een fundamentalistische onderschikking aan Gods wil, waaraan rechtstreeks de normen van menselijk handelen worden ontleend? Of is ethiek zaak van een redelijke bepaling van het goede dat gedaan moet worden en waartoe, vanuit gelovig perspectief, God ons oproept? Het problematisch karakter van de gelijkstelling tussen 'God gehoorzamen' en 'het goede doen' blijkt uit het bekende bijbelverhaal waarin God Abraham opdraagt zijn zoon Isaak te offeren. Wat God wil valt blijkbaar, althans in de bijbelse geschriften, niet altijd en vanzelfsprekend samen met wat vanuit menselijk moreel perspectief als goed en juist wordt