Simon heeft alles: aardige ouders, een goede vriend en een knappe vriendin. Hij droomt ervan een beroemde filmster te worden. Maar waarom is hij zo bang als hij een spreekbeurt moet houden, of als hij met zijn nieuwe klasgenoten uit 2A praat, of als hij met gymnastiek een oefening moet voordoen? Hij bloost, trilt en zweet, en hij denkt dat iedereen naar hem kijkt. Is dit de puberteit of is hij gek aan het worden?Hij durft het tegen niemand te zeggen.Op de dag van zijn judo-examen wordt het hem allemaal te veel. Simon loopt weg en is niet van plan ooit terug te komen.