Oosterbaan beschouwde de wijsbegeerte van de godsdienst als 'de totaliteit van het gef, prek tussen wobegeerte en godsdienst of geloof, waarbij beide tegen elkaar kritisch aan het woord komen, maar beide ook soms proberen elkanders functie over te nemen, zodat de filosofie religieus wordt en de theologie wijsgerig'. ('Wijsbegeerte van de godsdienst', in: WE Dankbaar, M. de jonge, red., Inleiding tot de theologuische studie, Groningen 1965, p. 167.) Tegenover deze neiging die filosofie en theologie vertonen om elkaar wederzijds te annexeren of uit te sluiten, heeft Oosterbaan zijn leven lang gezocht naar een werkelijke 'vernieuwing van ons denken' (Rom. 12, 2), waarin de waarheid van de wijsbegeerte, het denken vanuit het Midden, verzoend en verhelderd kan worden met de waarheid van de godgeleerdheid, het denken vanuit de Middelaar, het Woord dat vlees geworden is. Na zijn aanvankelijke oriëntatie op S. Kierkegaard, voor wiens werken zijn promotor Prof. Dr. W. Leendertz in Nederland