1921. Berlijn is een stad van extremen. Geweld tussen politieke partijen teistert overdag de straten, 's nachts waart een seriemoordenaar rond die door de media 'De Viller' werd gedoopt. Men vermoedt dat hij een dolgedraaide oorlogsveteraan is, maar hij blijft onvindbaar. In dit laboratorium voor alles wat modern is staat de relatie tussen het Vlaamse literaire enfant terrible Paul Van Ostaijen en zijn onstuimige vriendin Emma Clément op barsten. Net als honderdduizenden in de stad leven zij in armoede, verslaving en depressie. Wanneer Van Ostaijen, tot aan de nok gevuld met merkandijs (cocaïne), in het appartement van Elise Kraiser in een opwelling een dossiermap met het intrigerende opschrift FEUERHANDS OBSESSIE steelt, brengt de dichter een reeks dramatische gebeurtenissen op gang die een verrassend licht werpen op de politicus die de jongste tijd het snelst aan invloed wint met zijn extreemrechtse partij NSDAP: Herr Adolf Hitler. Dossier Feuerhand toont ons op
