De mens is een beest.Of misschien beter, de mens wás een beest. De mens heeft in de loop der tijd het beestachtige van zich afgeschud en zich gesierd met goede manieren en voorname gebruiken. Hij is mens geworden.Toen er nog geen voorbeelden ter navolging waren (er was immers nog geen mens) moest het op evolutie beluste dier zélf iets bedenken. Aldus geschiedde. Op weg van dier naar mens bedacht de evoluerende primaat tal van zaken die hem blijvend zouden onderscheiden van en verheffen boven het dier. Op de eerste plaats ontdekte de mens noodzakelijke en onontbeerlijke zaken, zoals het bouwen van een huis in plaats van het graven van een hol. Op de tweede plaats vond hij nuttige en handige zaken uit: het wiel, het vuur en het schrift, maar ook het eten met mes en vork in plaats van met handen en voeten. Ten slotte ontstonden aangename en esthetische zaken: het gebruik van kleuren, het maken van muziek, het hakken van beelden, kortom: het scheppen van kunst.Al die onderscheidende