Een huis van lief en leed is een kleine roman met drie vertellers: een dienstmeisje, een bibliothecaris en een onderwijzer. Hun levens raken elkaar in heden en verleden, maar worden zeer persoonlijk afgewikkeld. De jonge vrouw in het gezelschap heeft gediend in een gezin die uit angst voor een nadere oorlog de wijk neemt naar een veilig land op een ander continent. De bibliothecaris vriend des huizes, neemt de achterblijvende onder zijn hoede, met de nobel bedoelingen. De onderwijzer in ruste heeft beiden als leerling in de klas gehad, met een tussenpozen van jaren, en kan verklaren wat in de verhalen van de twee onopgelost is gebleven. Wat de drie verbindt is een grote verscheidenheid van lief en leed, dat ieder van hen wel op zijn eigen wijze ondergaat maar dat voor geen van hen op zichzelf staat. En dat voor een van de drie tot een zelf uitgelokt noodlottig einde leidt.
