Monsieur Erneste is al decennialang kelner in een Grand Hotel ergens in Zwitserland. Hij is attent, hoffelijk, onopvallend, onberispelijk: een volmaakte kelner. Maar achter die kreukloze façade brandt de herinnering aan een grote, verboden liefde van dertig jaar geleden. In 1935 beleeft Erneste een zomer vol passie met de knappe, charmante leerling-kelner Jakob. Het zorgeloze geluk duurt echter maar kort. Jakob bedriegt Erneste met de beroemde en rijke Duitse schrijver Julius Klinger, die met zijn gezin in het hotel logeert. En als Klinger moet vluchten voor de nazis, gaat Jakob met hem mee naar New York als zijn privé-secretaris en geheime minnaar. Dertig jaar gaan voorbij, waarin Erneste niets van Jakob hoort maar nog wel elke dag aan hem denkt. Dan krijgt hij een brief uit New York, die hij pas na twee dagen durft te openen. Een brief van Jack, zoals Jakob nu heet. Het gaat slecht, hij heeft geld nodig. Erneste moet dat voor hem gaan halen, bij de man voor wie Jakob hem in de