Joost slijt zijn jonge jaren in Rotterdam met uitgaan, versieren en vooral niet teveel doen. Met zijn vaste vriendenclub vormt hij een hechte groep. Tot het moment waarop hij verliefd wordt op Lucius, een barman van zijn vaste stamkroeg. Met hem beleeft hij een stormachtige relatie. Ondertussen hoort Joost dat ene Sieward een tehuis runt in Delft. Er wonen drie kinderen die het thuis om de een of andere reden moeilijk hebben en bij Sieward onderdak vinden. In de regel omdat hun ouders homo zijn. Delft is voor Joost een openbaring - hij ervaart er meer geborgenheid en de belevenissen in het tehuis benaderen voor hem het dichtst het gevoel van een (h)echte familie. Joost besluit toe te geven aan wat hij eigenlijk allang wist, namelijk dat hij schrijver wilde worden. Hij belooft een aantal korte verhalen aan Thomas, een wat oudere verlopen schrijver, voor te leggen. De relatie met Lucius verloopt niet soepel. Tijdens een van de dieptepunten, gaan Joost en Lucius elk hun eigen weg tijdens