'In de mens zit een kracht, een beweging, die hem kan voeren tot ultieme graden van bewustheid, waar het bewustzijn zich verliest in het niet meer bewuste. In de mens is iets oneindigs! Met 'een stameling van woorden', zoals bij zelf zijn poging noemt, probeert de Vlaamse mysticus en dichter Erik van Ruysbeëk in De eeuwigheid is nu de kern van de mystiek - de ervaring van de mystiek de ervaring van de oneindigheid te beschrijven. Zoals alle mystici vóór hem beeft bij ervaren dat in gewone taal over de mystieke ervaring spreken eigenlijk onmogelijk is. Mystiek bestaat uit een nieuwe, totale perceptie van de werkelijkheid. Spreken over mystiek vereist dan ook een 'totaal-taal', maar die bestaat eenvoudigweg niet. In Van Ruysbeeks leven zijn de dagelijkse en de mystieke werkelijkheid altijd met elkaar verweven geweest. In korte hoofdstukken beschrijft Van Ruysbeek de beleving van de realiteit in het licht van 'de ongrond', zoals hij - in ging van de, mysticus Jacob Böhme - de