Willem ligt op de vloer. Op de vloer van zijn kamer. Op de vloer naast zijn bed. 'Ik heb gedroomd!' schreeuwt Willem boos. 'Ik wist wel dat het een droom was! Er was geen paard. Er was geen trein. Er was geen gans, er waren geen zwanen. En geen kasteel, en zeker geen fietsen. Zelfs Julie was er niet echt!' Maar als zijn papa dat hoort, lacht die. 'Domme Willem,' zegt hij. 'Met je ogen dicht zie je alles weer.' Dat gelooft Willem niet. 'Met een blinddoek om zie je de zee!' zegt papa. Hoe kan dat dan? 'Denk aan de zee,' zegt papa. 'En blijf kijken. Blijf kijken!' Willem kijkt en kijkt en kijkt. Hij denkt aan de zee en aan het paard. Aan de wolken en aan Julie. 'Zie je wat?' vraagt papa. Willem lacht. Ja hoor! Hij ziet alles waar hij aan denkt.